Opdracht van Bas: schrijf een alternatief einde voor Sneeuwwitje.
Stukje achtergrond: ik ben door mijn oma opgevoed met Disney-videobanden. Op de logeerkamer van mijn oma lagen tientallen videobanden van Disney en ik weet nog goed dat er een tijd was dat ik heel graag naar Sneeuwwitje keek. Het is mijn favoriete sprookje en om er nu een herschrijving van te doen lijkt me fan-tas-tisch. Ik herschrijf niet het hele sprookje maar ik spring in bij het moment dat de boze heks de vergiftigde appel heeft lopen te toveren. Enjoy.
OP EEN DAG
Maar goed, beste lezers. We bevinden ons dus in dat kasteel van die heks. De kamer is onheilspellend donker en op enkele flikkeringen van kaarsen aan de muren na is er niets te zien, behalve een enorme schaduw van de heks die over haar toverketel staat gebogen.
KEDENG! PATS! BOEM! ANDERE WOORDEN DIE EXPLOSIES AANTONEN!
Een groene explosie vult de ruimte. Zo’n explosie waarvan de gemiddelde trommelvlies zou zeggen: “Nou, dat was mooi, maar ik werk niet meer. Later, pik!” Maar omdat de boze heks zo boos is, wordt ze niet doof (maarja, eigenlijk voornamelijk omdat ze dus zegmaar toverkracht heeft). Ze lacht alleen maar hard, heel, heeeeel hard. Ze reikt met haar knokige hand in de ketel en haalt er met grote ogen een appel uit. De appel is aan de ene kant groen, aan de andere kant rood, glimt nét iets te veel om er uit te zien als een appel van de appelboer aan het eind van de straat en ziet er te perfect uit om te kunnen vertrouwen. “Dit keer ontsnap je me niet, Sneeuwwitje. Dit keer pleur je morsdood neer. Doder dan de sfeer op een Tupperware-feestje.”
“Je weet dat je weer in jezelf praat?”, vraagt de spiegel aan de muur. “Zoals je zo in jezelf praat komt nogal gek over, heks. Het is bijna alsof je zo praat omdat de lezer ook nog wat extra conversatie heeft in zijn sprookje omdat de schrijver niet weet wat ‘ie moet opschrijven, omdat de deadline van zijn verhaal over een paar dagen al is en hij al zwetend achter zijn laptop zit te denken ‘kut, kut, kut, hoe ga ik hier verder?’ Maar zo is het niet, toch? Heks?.”
Woedend kijkt de heks naar de spiegel. “Houd je mond, jij stuk verdriet! Houd je mond, of ik sodemieter je uit het raam!”
“Er zijn geen ramen in deze ruimte.”
“Dan tover ik een raam!”
“Tover een raam dan, bluf!”
“Ik doe het hoor!”
“Doe je toch niet, oud wijf!”
De heks slaakt een zichtbaar geïrriteerde zucht, loopt naar een muur, leunt er met haar hand op en roept “Chcę tu mieć cholerne okno!”, sjokt vervolgens naar de spiegel, haalt hem van de muur en nog voordat de spiegel “Takketrut!” kan roepen pleurt ze met een soepele beweging de spiegel uit het zojuist tevoorschijn getoverde raam. Met een knip van haar lelijke hand verandert de staat van het zojuist tevoorschijn getoverde raam in ‘zojuist weggetoverde raam’. Laten we het erop houden dat het raam niet meer onder ons is.
De heks slentert naar de appel toe, kijkt er nog een keer kwaadaardig naar, legt het moordwapen onder een stolp op haar nachtkastje, draait naar de berenhuid op haar vloer en zegt tegen het levenloze ding: “Maak me wakker als de eerste bijen wakker zijn.” De kop op het berenvel vraagt “Met wat wilt u wakker gemaakt worden? Het geluid van een mensen-wekker? Gegrom? Geluidsfragmenten van het Nederlands Kampioenschap burlen? Het nieuwe album van Katy Perry waar geen hond op zat te wachten? Uw gesprek van vorige week dat u had met die ridder die zei dat hij met zijn handen wel langs uw ….”
“Doe maar gewoon gegrom, dankje.”
“Top, ik maak u wakker over 7 uur, 48 minuten en 3 seconden, welterusten mijn hoogheid”
“Thanks gap.”
7 uur, 48 minuten en 3 seconden later.
De zon deed haar intrede in het Koninkrijk. Haar stralen streelden de stelen van de struiken in het statige stadje waar het Koninkrijk zich gevestigd had. De mensen ontwaakten, de bakker lag als een warm broodje over de toonbank bij zijn vrouw, elders waren de bloemetjes en bijtjes ook driftig in de weer en omdat de bijen dus klaarblijkelijk wakker waren ging in het kasteel de beer grommen. De koningins grommende wekker hield al snel op toen hij zag dat de heks triomfantelijk opstond.
Dit was de dag. De dag dat Sneeuwwitje dan eindelijk dood ging. Jarenlang had Sneeuwwitje het gore lef gehad om de mooiste van het land te zijn, mooier dan de heks. En dat was slecht voor het fragiele ego van de heks. Met het vooruitzicht van een langzaam wegrottende Sneeuwwitje was de heks dus extra in haar nopjes. Hummend en neuriënd liep ze door haar kamer, kamde ze haar haar, poetste haar tanden keek naar de lege stolp op haar nachtkastje, spuugde haar tandpasta uit, dacht na over de lege stolp op haar nachtkastje en toen pas drong het tot haar door: de appel was weg!
“Oh nee toch”, jammerde de heks. “Gooooodverdomme, god,god,god,godgloeiendegraftakketeringtyfuszooi” [De rest van de woorden zullen we jullie besparen, daar het een sprookje is voor onze lieve kinders. – Redactie]
‘Hoe kan dit?’, vroeg de heks zich af? ‘Ik had de appel nog naast me gelegd!’ De heks keek vlug en paniekerig door de ruimte maar trof geen appel aan. De heks keek onder haar bed, in het betoverde harnas dat de wacht hield voor haar kamer, toverde het gisteren tevoorschijn getoverde raam weer tevoorschijn om te kijken of er niet toevallig buiten een appel op haar lag te wachten maar het enige wat ze kon waarnemen was de toverspiegel die “Stinkheks!” haar kant op slingerde.
Geen appel. Paniek sloeg toe. Wie had de appel? Wat zou er gebeuren als de appel in verkeerde handen kwam? Wie is de mol? Het duizelde de heks. “Beer!”, riep de heks naar haar wekker. “Beer! Heb jij iets geks gezien vannacht?”
“Ja. Zeven personages met een verticale beperking kwamen de ruimte binnen en hebben de appel meegenomen.”
“Bedoel je de dwergen?”
“Ja.”
“Waarom zeg je dan personages met verticale beperking?”
“Het zijn riskante tijden voor onze taal, hoogheid. Voor je het weet wordt zelfs een fucking berenvel gecancelled.”
“Ah, oke.”
“Tja.”
“Wel, als je mij excuseert, beer. Dan ben ik even zeven personages de nek omdraaien en daarna Sneeuwwitje.”
“Cool, cool, tot zo.”
“Joejoe.”
Woedend, ziedend, ja, zelfs schuimbekkend ging de heks stampvoetend naar de schoonmaakkast. Ze griste er de eerste de beste bezem uit, stofte hem af en vloog vervolgens uit het raam dat we in dit verhaal al meerdere malen hebben zien verschijnen, verdwijnen, verschijnen, nogmaals verdwijnen en nu weer verschijnen. Nu ik er als verhalenverteller over nadenk zie ik de logica er ook niet echt van in. Ik bedoel, waarom zou je je transportmiddel in een schoonmaakkast zetten? Gekkigheid.
Om klokslag twaalf over drie (de klokkenluider verkeerde in een staat van permanent dronkenschap) zoefde de heks langs het huis van de dwergen. Met een zachte landing kwam ze op de grond en met een handomdraai liet ze de voordeur van onze kleinere medelandgenoten ontploffen. Na de knal volgde een “Wat de…” en vlogen er zeven malse makkers door de lucht in willekeurige richting.
“Ja, hier wordt ik niet vrolijk van” dacht Grumpy.
“Zzzzzzzzzzzzzzz” zei Dommel.
“Au, kut” zei Doc.
“DWERGEN!” krijste de heks. “IK HEB NOG EEN APPELTJE TE SCHILLEN MET JULLIE!”
“Oh ja is goed”, zei Doc “ben zo terug.”
De kabouter of dwerg of personage met verticale beperking of weet-ik-veel-wat liep naar het zojuist opgeblazen huis, klauterde naar een ruimte die leek op een keuken en kwam terug met een schilmesje en een appel, begon hem te schillen en gaf een stukje aan de heks.
“Ay, thanks man”, zei de heks en smikkelde het stukje appel in een keer op en nog voor ze het doorhad en “Oh shit” kon zeggen viel ze dood neer.
“Eerlijk”, zei Grumpy. “Ik had niet verwacht dat dit zou werken”
“Nee ik ook niet”, zei Doc.
“Hihihihi, domme heks”, giechelde Giechel.
En ze leefden nog lang en gelukkig. Op Doc na dan, die werd dezelfde middag nog gearresteerd voor moord. En dat lang leven valt ook wel mee. Het was zo ongeveer 1600 na Christus dus Sneeuwwitje had nog een jaartje of twaalf te genieten van haar leven voordat ook zij de pijp uit ging. Laten we het erop houden dat ze nog even te leven had.
EINDE
Dennis de Waard – september 2020
Breniaal/Giljand! Berenvel is mijn favo karakter
LikeLike