Opdracht van Bas: wandel een stuk en schrijf over wat in je opkomt.
De rits van mijn jas neemt een paar van mijn haren mee. “Auw. Kut.” Ik trek mijn schoenen aan, check mijn broekzakken op een teken van mijn huissleutels en trek vervolgens de deur achter me dicht. Zodra ik hem in het slot hoor vallen glijdt er iets van me af. Ik weet niet wat het is maar ik denk dat ik even toe was aan dit rondje lopen en al snel zat ik er helemaal in. Elke avond sinds maart loop ik bijna hetzelfde rondje. Puur en alleen om even mijn beweging te krijgen en om een frisse neus te halen. Nu is het doel anders. Schrijf op wat in je opkomt.
Ik kamp een paar weken, nee maanden met het gevoel dat er geen zinnige zin uit mijn handen komt. Een aantal jaar heb ik zelfs al het gevoel dat ik alles al heb geschreven wat er geschreven kon worden en mijn hoogtepunt al heb bereikt zonder ooit een punt te hebben bereikt. De koek, de inkt, de zin is op en dit rondje lopen moet het vuur weer in me aanwakkeren.
Ik loop de hoek om naar de Westwal. ‘Ik ben al gestopt met vooruitgaan, nog voordat mijn trein het station verliet,’ denk ik. Hoe kan ik nu al opgebrand zijn? Acht jaar heeft het geduurd voordat ik de handdoek in de ring lijk te hebben geworpen. Ik loop voorbij de ijswinkel met gesloten ramen. Ik leek een beetje op weg te zijn. 3voor12 Zeeland liep lekker, ik was een graag geziene gast bij de redactie, poppodia en bands maar ik geloof het zelf niet. Nu ben ik gestopt, heb ik mezelf in mijn voeten geschoten?
Ik loop de Grote Markt op en zie dat er niemand is. De lockdown in Goes maakt de stad leger dan ooit maar de gebouwen mooier dan ooit. Ga ik ooit nog mezelf een trap onder mijn reet geven en oppakken wat ik heb opgebouwd? Mijn plannen? De boeken die perfect in mijn hoofd zitten maar op papier eruit zien als het knullig gebrabbel van een beginner wat niemand wil lezen? Is er iemand die vind dat ik echt goed kan schrijven? Zijn de comments en likes niet meer dan beleefd applaus? Sta ik mezelf in de weg? Ik schrik als in mijn balans verlies wanneer ik plots een stap naast de stoep zet.
De haven komt in beeld. ‘Nou’, denk ik, ‘nu mag die inspiratie wel eens komen.’ Ik trap een losliggende en dom uitziende steen het water in en probeer de kringen in het water te tellen. Vijf, acht, tien, dertien. Na de haven komt het tunneltje bij het zwembad. Terwijl ik er doorheen loop is het ineens pikdonker. De flikkerende tl-lichten houden ermee op. Ik kijk achter me en zie niets. Ik kijk voor me en het einde lijkt te zijn verdwenen, evenals de grond waar ik mijn slenterende voeten eerst nog over sleurde. Ik kijk boven me en zie een paar lichtpuntjes. Ik zweef intussen. Om mij heen hoor ik zinnen die ik ooit heb geschreven, uitgesproken door mijn eigen stem. Ik probeer naar boven te zwemmen, naar het licht. Als ik mijn hand uitsteek naar het licht, licht de wereld om mij heen helemaal op. Alles is wit. Ik sta in een eindeloze ruimte. De muren, de vloer, het plafond. Alles is wit. Op de vloer ligt een pen. Ik pak de pen op, lach in mezelf en weet intussen wat me tegenhield. Ik kijk naar de muren om mij heen en zie dat ik nog een hele ruimte te vullen heb. De pen in mijn hand klikt tevreden, de inkt is gevuld en mijn nieuwe ruimte laat het toe dat ik haar vol schrijf.
“Begin opnieuw”, schrijf ik als eerst op. Alle woorden die ik schrijf, zijn hier voor het eerst. Niemand kijkt mee, niemand reageert, ik schrijf enkel nog voor mezelf.
Dennis de Waard – januari 2021