Opdracht van Bas: schrijf een verhaal over wat je ziet in de trein
Ik ben de man in de trein. Vandaag ben ik niet meer dan dat. Gestript van mijn personage, ontdaan van mijn uiterlijk, een grijze massa. Ik kom vroeg uit mijn bed, sleep mezelf naar het station en na de bliep van het ‘Inchecken op saldo’ ben ik van de trein. Ik ben onzichtbaar en wil dat ook zijn. Ik wil enkel kijken.
Ik neem mijn plaats bij het raam, zit tweede klas in de bovenste coupe. Mijn bezittingen hoef ik niet veilig naast me te leggen want: wat je niet mee hebt hoef je niet veilig te houden. De stoel zit vertrouwd. Hij is zacht genoeg om comfortabel te zijn voor een uur of twee, maar te hard voor een hele dag treinen. Waar ik heen ga is verder dan twee uur van me vandaan. Mijn bestemming heb ik net achter me gelaten. Ik reis vandaag om het reizen. Ik stap thuis weer uit, maar hoe ik daar kom en wat ik tussendoor zie is me nog een verrassing.
Ik houd van treinen, stil zoevend door het land zie ik alles om me heen veranderen. Beginnend in Zeeland zie ik hoe het landschap steeds transformeren. Het Zeeuwse landschap transformeert tot een gebied tot een gebied van een formaat Randstad en weer terug tot een hoop bossen in de Veluwe. Ik kom door steden die ik niet ken en zie stukken land die voor mij als een andere wereld voelen. Ik zie mensen die ik nog nooit heb gezien die al hele levens hebben geleefd om ze vervolgens met een snelheid van 140 km/h nooit meer tegemoet te komen. Zo zie je een leven, zo zie je haar nooit meer.
Hoe meer ik naar buiten kijk, hoe meer verhalen ik zie. Een boom wordt omgezaagd, een ezel staart naar een muur, een fietser valt, een kind huilt, een akker ligt daar maar te akkeren. In mijn hoofd groet ik ze allemaal. Dag auto, dag boot in de haven, dag moskee, dag koffietentje met aanstellerige naam, dag hond in de tuin.
Mijn dagdroom wordt wreed verstoord reis als ik een “Goedemiddag, mag ik uw vervoersbewijs” in mijn rechteroor hoor. Met tegenzin geef ik mijn ov-pas af en krijg hem in een tijdsbestek van enkele seconden (ongeveer dezelfde tijd die het in beslag neemt om in een aardappel te prikken om te kijken of hij al gaar is) verveeld terug in mijn handen geduwd (de aardappel is gaar). Ik vraag me af of de controleur net zo naar buiten kan kijken als ik. Of ze hetzelfde ziet als ik. De verhalen, de wereld die door duizenden mensen is gebouwd. Die baksteen? Door tientallen handen gegaan. Dat verkeersbord? Ontworpen door iemand, besteld door een ander, in de grond gestampt door een bouwvakker, genegeerd door tientallen. Elke vierkante centimeter heeft honderden verhalen, honderden zonuren, duizenden nachturen, geheimen gehoord, onderzocht door een hond.
Tussenstop op Deventer. Ik iene-miene-mutte mijn overstap en zie: ik ga richting Den Haag. Vergeet uw bezittingen niet. Pas op het opstapje. Houd rechts op de roltrap. Draag een mondkapje. Houd uw ticket bij de hand.
Na twaalf uur kom ik thuis. Ik ben moe. Mijn hoofd zit vol. Ik ben terug in mijn eigen wereld. Ik heb teveel verhalen aangehoord in mijn hoofd. Heb ze ingekleurd, gekneed naar mijn eigen fantasie en terwijl het beeld elke seconde veranderde ze weer achtergelaten. Achtergelaten zonder dat ze het wisten. Die man bij Lage Zwaluwe wist niet eens dat iemand met 120 km/h vond dat hij een mooie jas aanhad. Die student wist niet eens dat ik hem een lul vond met zijn muziek op standje ‘tyfusherrie veel te hard door een hoofdtelefoon’. Ik sluit het boek in mijn hoofd als ik het bliepje ‘Uitgecheckt reizen op saldo’ hoor. Morgen weer. Ben benieuwd welke verhalen ik ga beleven.
Dennis de Waard – februari 2021